Skip to main content

De Vikingen in Hasloa aan de Maas

  • Afbeeldingen | Bron ©: De Vondst, Historiehuis van de Maasvallei, wikimedia, Bart Van den Bossche , LGOG

Onderzoek naar locatie Vikingenkamp wijst nu toch nadrukkelijk naar Elsloo

De Vikingen (of Noormannen) overwinterden in het jaar 881 in Limburg. Maar waar? Dat is al heel lang een discussiepunt. Asselt (aan de Maas tussen Roermond en Swalmen) of Elsloo (aan de Maas bij Stein)?
De Belgische wetenschapper Bart Van den Bossche deed er onderzoek naar met medewerking van streekhistoricus Guus Peters. En dat levert op dat het Vikingenkamp bij Elsloo (Hasloa, ook wel Ascloa, Ascloha) gelegen moet hebben.

Het onderzoek naar de Vikingen in Limburg van Van den Bossche is te vinden als digitale uitgave van Archeologie in Limburg, uitgebracht door de sectie Archeologie van het Limburgs Geschied- en Oudheidkundig Genootschap Limburg (LGOG).

Lees de hele publicatie ⇢ 

LGOG noormannen

Foto onder: vermoedelijk Karolingisch basiskamp te Vucht (oranje) aan de overzijde van de Maas in blauwe stippellijn liggen Maasband en Meers.

noormannenkamp vucht


Bron: 1Limburg/Tom Doesborg 06.01.2023

Vikingenkamp Hasloa toch bij Elsloo?!

De plek langs de Maas waar zo’n 1100 jaar geleden het Vikingenkamp Hasloa moet hebben gelegen, heeft eerder te maken met het vroegmiddeleeuwse Elsloo dan met Asselt bij Swalmen.
Dat concludeert de Belgische wetenschapper Bart van den Bossche in het blad Archeologie in Limburg. 

Vikingenleger
Deze in Limburgse historische kringen nog onbekende onderzoeker heeft als eerste op basis van meerdere disciplines onderzoek gedaan naar de aanwezigheid van Vikingen. Tot nu toe bleven harde historische bewijzen voor het verblijf van een Vikingenleger ergens langs de Maas in Limburg rond het jaar 900 flinterdun. Volgens Middeleeuwse kloosterannalen zou een Vikingenleger de burcht Hasloa hebben gebouwd om van daaruit de omgeving te plunderen. Ook moet bij Hasloa een veldslag hebben plaatsgevonden met vele doden. Diverse onderzoeken en opgravingen bij Elsloo en Asselt hebben in het verleden geen enkel bewijs opgeleverd.

Lees verder op 1Limburg ⇢

Foto: replica Vikingschip


Aanvullend bewijs aanwezigheid Vikingen in omgeving Stein/Maasmechelen

Update 12.01.2021 door Guus Peters

Aanvullend bewijs van de aanwezigheid van de Vikingen in het gebied Stein/Maasmechelen is niet alleen de in 2020 gevonden Vikingbijl maar ook een Odinpin nabij Maasmechelen. Ook zou er sprake zijn van een schildpadfibula. Ook weten we nu dat de oudste vermelding van een kasteelheer van Elsloo uit 1108 dateerd en Arnulfus de Hesloes werd genoemd. Alles bij elkaar kan men niet meer om Stein/Maasmechelen (Boorsem, Kotem, Stein en Elsloo vormden volgens onze inzichten het kroondomein Aschloa ) heen voor de plaats van het Vikingkamp. Of de Vikingen hier waren is nu geen vraag meer. Het is nu nog de vraag waar precies hun kamp in dit gebied lag.

Het gaat nu feitelijk om drie zaken:

1. Was Kotem/Boorsem/Elsloo/Stein het kroondomein Aschloa en uit welke onderdelen bestond dit ?
2. Waar lag het bestuurscentrum van dit Domein ?
2. Waar hadden de Vikingen/Noormannen in dit gebied hun kamp(en) ?
3. Is de vondst van de wapens bij de ontgrinding het bewijs dat de slag op de Geul bij Kotem/Elsloo heeft plaatsgevonden ?

Door de recente ontwikkelingen op het gebied van toerisme, groeit ook de belangstelling voor de historie van de Maasvallei. Het is hierbij wel zaak om open te staan voor nieuwe, grensoverschrijdende inzichten en informatie. Oudere historische beschrijvingen hoeven per definitie niet verkeerd te zijn maar dienen opnieuw getoetst te worden. Aan oude standpunten blijven vasthouden zal oude strijdbijlen niet begraven en een blokkade zijn voor vooruitgang in kennis over de boeiende, nog veelal onbekende historie van onze prachtige herontdekte Maasvallei. 


Waar zijn de Noormannen?

Is de titel van een artikel in dagblad De Limburger van 9 september 2017. Het artikel handelt over een onderzoek door archeoloog Leo Verhart die hierin de bewering van professor Holwerda uit 1929, dat het Noormannen- kamp Ascloha in Asselt lag onderuit haalt.

In de loop van de jaren zijn er in De Limburger al diverse artikelen verschenen met speculaties over het Vigingenkamp:

Lees het artikel in De Limburger van 17.02.2023 ⇢ 

16.01.2023 ⇢

11.02.2020 ⇢

08.09.2019 ⇢

08.09.2017 ⇢ 

Dit geeft weer ruimte om te speculeren waar het dan wel was en oude kandidaten Elsloo en Maasmechelen worden in dit verband genoemd. Hoe zit dat nu met die Noormannen en Elsloo? 

Uit historische bronnen is bekend dat dat rond het jaar 880 onze streken te lijden hadden van de Noormannen onder leiding van Godfried en Siegfried. Ze hadden in 881 en 882 hun winterkwartier in een kamp/vesting Aschlo of Ascloha genaamd. Andere namen voor deze plaats zijn: Asloa, Aschloa, Ashlon, Aslon, Haslou, Haslion, Haslac en Haslou.
Van hieruit werden vele plaatsen, kerken en kloosters in de omgeving geplunderd. 

Al in de 17e eeuw was men er van overtuigd dat met deze aanduidingen Elsloo bedoeld werd. Helaas is hier echter nooit enig archeologisch bewijs voor gevonden. In 1929 voert echter professor Holwerda op verzoek van de pastoor van Asselt een onderzoek uit en daarmee de basis gelegd voor een strijd tussen voor en tegenstanders van Elsloo respectievelijk Asselt. Inmiddels werd, ook door ons, aanvaard dat het een feit was dat dit Asselt is geweest. Er waren tenslotte Archeologische bewijzen gevonden in Asselt gevonden. Maar die zijn nu weerlegd en is de discussie weer open ! De historische bron waarin de ligging van het kamp beschreven werd, is de Annales Fuldensis, de analen van Fulda. Hierin staat:

De Noormannen roofden wat ze konden en wat erger en verschrikkelijker om te zien was, legden enige plaatsen en kerken in de as en keerden terug naar hun sterkte die door een wal was omringd en op de oever van de Maas lag in een plaats die Ascloha genoemd wordt, 14 mijl van de Rijn.

 

Foto boven: Speerpunten uit de vroege middeleeuwen in de periode van de Vikingen

Bijvangst grindwinning Consortium Grensmaas Maasoever levert honderden archeologische vondsten op
Archeologisch onderzoek in de rivierbedding heeft tijdens de uitvoering van het project Grensmaas vele honderden vondsten opgeleverd die een verrassend en soms zelfs nog ongeschreven verhaal opleveren over de Zuid-Limburgse Maas als oorlogsfront, als scheepsroute, als handelsverbinding en als viswater.

Een van de meest fascinerende hoofdstukken van dat verhaal is de vondst van opvallend veel wapentuig uit de periode dat de Vikingen in deze regio actief waren.

Eén van de archeologische vondsten van het Grensmaas project is deze Vikingen bijl, een pareltje uit het archeologisch depot van De Vondst in Heerlen. De Scandinavische bijl, waarvan de steel is vergaan, is gevonden langs de Maas bij Elsloo. Het is het eerste exemplaar dat in Nederland is ontdekt.
En daarmee -en ontelbare andere Viking-vondsten- is tevens ook het bewijs geleverd dat de Vikingen in deze contreien zijn geweest.

Vikingen waren de piraten van de Noordzee. Moordend, plunderend en rovend maakten ze de Europese kusten onveilig. Ook Nederland werd geteisterd door Vikingen. De aanvallen begonnen in het jaar 810, toen Deense Vikingen Frisia aanvielen met een vloot van maar liefst tweehonderd schepen. De woeste Vikingen stopten pas met hun plunderingen toen hun slachtoffers een flinke hoeveelheid zilver betaalden. Maar in de jaren daarna kwamen ze nog vaak terug…

Eind 9de eeuw verenigden Vikingen van allerlei nationaliteiten zich in een enorme vloot die bekend kwam te staan als ‘Het grote heidense leger’. Via de rivieren, waaronder de Maas, drongen ze met hun schepen de Europese binnenlanden binnen. Waarschijnlijk is deze bijl door een van deze Vikingen verloren.

Aan de hand van archeologische schatten blijkt dat ‘Viking’ geen volk, maar een levensstijl was. Deze levensstijl omvatte meer dan alleen de beruchte plunderingen. De Vikingen waren namelijk ook zeer bedreven handelaren met een uitgebreid netwerk, waar ook de Nederlandse kustbewoners van profiteerden. Het kwam zelfs voor dat Nederlanders zich bij de Vikingen aansloten en deelnamen aan hun rooftochten.

De bijl behoorde tot de standaarduitrusting van de Viking. Bijlen werden niet alleen gebruikt als gereedschap bij het bouwen van schepen en huizen, maar kwamen ook van pas op het slagveld. Ook de speer werd veel gebruikt, als steek- of werpwapen. Om aanvallen op te vangen gebruikten Vikingen vooral ronde, houten schilden met in het midden een ijzeren knop voor de stevigheid.

Deze Scandinavische driehoekige bijl van 110 x 100 mm is voorzien van een snede en steeloog die dezelfde richting hebben; de kop is gemaakt van ijzer. Door de smalle schachting en de sterk verbrede snede lijkt deze bijl min of meer driehoekig – de meeste zijn geheel symmetrisch maar er zijn ook exemplaren waarbij de bovenzijde langer is dan de onderzijde. Zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde is de schachting verstevigd door uitstekende lappen.

Bron: De Vondst, archeologisch beleefdepot in Heerlen 20.08.2020

Archeoloog Jan Roymans: “Tot voor kort was er nauwelijks aandacht van archeologen voor oude rivierbeddingen. Het onderzoek richtte zich voornamelijk op de hoge oevers van de Maas waar vele nederzettingen en grafvelden zijn opgegraven. Een Romeinse villa, een Merovingisch grafveld en het vermaarde paardengraf van Borgharen zijn maar enkele van de vele hoogtepunten van het bodemonderzoek dat op de oevers van de Maas heeft plaatsgevonden.

Bijzonder is dat in het project Grensmaas ook de rivier zelf archeologische aandacht heeft gekregen. Dankzij de graafwerkzaamheden van Consortium Grensmaas hebben we veel geheimen van de bedding van de Maas in Zuid-Limburg kunnen blootleggen. Dat is op deze schaal nooit eerder gebeurd”, aldus Roymans.

Het Consortium voert het project Grensmaas, rivierbeveiliging en natuurontwikkeling gefinancierd door de opbrengst van grindwinning, voor eigen rekening en risico uit. Dat betekent dat het Consortium ook verantwoordelijk is voor archeologische vondsten. Daartoe wordt samengewerkt met de Rijkdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en archeologen die voor begeleiding zorgen bij de afgravingen van de Maasoevers en de grindwinning.

Op basis van omvangrijk bodemonderzoek heeft de RCE de afgelopen jaren met name de geschiedenis van de bewoning in de Maasvallei op een rijtje gezet. Dat leidde tot een uitgebreide wetenschappelijke studie Het Maasdal tussen Eijsden en Mook, die twee weken geleden in Kessel werd gepresenteerd. Archeoloog Roymans heeft zich de afgelopen jaren gefocust op vondsten die tijdens het werk aan de Maas letterlijk boven water zijn gekomen door oplettendheid van medewerkers van Consortium Grensmaas of dankzij een magneetconstructie die in de grindinstallaties alle metalen voorwerpen scheidt.

Foto beneden: Vondsten Jan Roymans vanaf de Romeinse tijd, waaronder bijlen, zwaarden, pijlen, speren, helmen, kanonskogels in alle maten, scheepsattributen, visgerei uit de vroege middeleeuwen en agrarisch werktuig. (Foto's Grensmaas Consortium, klik voor vergroting)

 


Bijl van de Vikingen

Bron en met toestemming overgenomen: De Vondst, Heerlen

Eén van de archeologische vondsten van het Grensmaas project is deze Vikingen-bijl, een pareltje uit ons archeologisch depot. De Scandinavische bijl, waarvan de steel is vergaan, is gevonden langs de Maas bij Elsloo. Het is het eerste exemplaar dat in Nederland is ontdekt.

Vikingen waren de piraten van de Noordzee. Moordend, plunderend en rovend maakten ze de Europese kusten onveilig. Ook Nederland werd geteisterd door Vikingen. De aanvallen begonnen in het jaar 810, toen Deense Vikingen Frisia aanvielen met een vloot van maar liefst tweehonderd schepen. De woeste Vikingen stopten pas met hun plunderingen toen hun slachtoffers een flinke hoeveelheid zilver betaalden. Maar in de jaren daarna kwamen ze nog vaak terug…

Eind 9de eeuw verenigden Vikingen van allerlei nationaliteiten zich in een enorme vloot die bekend kwam te staan als ‘Het grote heidense leger’. Via de rivieren, waaronder de Maas, drongen ze met hun schepen de Europese binnenlanden binnen. Waarschijnlijk is deze bijl door een van deze Vikingen verloren.

Aan de hand van archeologische schatten blijkt dat ‘Viking’ geen volk, maar een levensstijl was. Deze levensstijl omvatte meer dan alleen de beruchte plunderingen. De Vikingen waren namelijk ook zeer bedreven handelaren met een uitgebreid netwerk, waar ook de Nederlandse kustbewoners van profiteerden. Het kwam zelfs voor dat Nederlanders zich bij de Vikingen aansloten en deelnamen aan hun rooftochten.

De bijl behoorde tot de standaarduitrusting van de Viking. Bijlen werden niet alleen gebruikt als gereedschap bij het bouwen van schepen en huizen, maar kwamen ook van pas op het slagveld. Ook de speer werd veel gebruikt, als steek- of werpwapen. Om aanvallen op te vangen gebruikten Vikingen vooral ronde, houten schilden met in het midden een ijzeren knop voor de stevigheid.

Deze Scandinavische driehoekige bijl van 110 x 100 mm is voorzien van een snede en steeloog die dezelfde richting hebben; de kop is gemaakt van ijzer. Door de smalle schachting en de sterk verbrede snede lijkt deze bijl min of meer driehoekig – de meeste zijn geheel symmetrisch maar er zijn ook exemplaren waarbij de bovenzijde langer is dan de onderzijde. Zowel aan de onderzijde als aan de bovenzijde is de schachting verstevigd door uitstekende lappen. 


Geïnteresseerd in archeologie? 
Bekijk dan hier video's van NWO-onderzoeksprogramma Odyssee ⇢


 

Klik op bovenstaand artikel uit De Limburger van 7 juli 2018 voor een leesbare pdf.

 


Waar zijn de Noormannen? Is de titel van een artikel in dagblad De Limburger van 9 september 2017. Het artikel handelt over een onderzoek door archeoloog Leo Verhart die hierin de bewering van professor Holwerda uit 1929, dat het Noormannen/Vikingen- kamp Ascloha in Asselt lag onderuit haalt. Dit geeft weer ruimte om te speculeren waar het dan wel was en oude kandidaten Elsloo en Maasmechelen worden in dit verband genoemd. Hoe zit dat nu met die Noormannen en Elsloo? 

Uit historische bronnen is bekend dat dat rond het jaar 880 onze streken te lijden hadden van de Vikingen onder leiding van Godfried en Siegfried. Ze hadden in 881 en 882 hun winterkwartier in een kamp/vesting Aschlo of Ascloha genaamd. Andere namen voor deze plaats zijn: Asloa, Aschloa, Ashlon, Aslon, Haslou, Haslion, Haslac en Haslou. 
Van hieruit werden vele plaatsen, kerken en kloosters in de omgeving geplunderd.  

 

Klik op afbeelding om artikel te lezen

Een dag eerder plaatste De Limburger ook al een kort artikel over dit onderzoek > De Limburger 08.09.2017

Al in de 17e eeuw was men er van overtuigd dat met deze aanduidingen Elsloo bedoeld werd. Helaas is hier echter nooit enig archeologisch bewijs voor gevonden. In 1929 voert echter professor Holwerda op verzoek van de pastoor van Asselt een onderzoek uit en daarmee de basis gelegd voor een strijd tussen voor en tegenstanders van Elsloo respectievelijk Asselt. Inmiddels werd, ook door ons, aanvaard dat het een feit was dat dit Asselt is geweest. Er waren tenslotte Archeologische bewijzen gevonden in Asselt gevonden. Maar die zijn nu weerlegd en is de discussie weer open ! De historische bron waarin de ligging van het kamp beschreven werd, is de Annales Fuldensis, de analen van Fulda. Hierin staat:

De Vikingen roofden wat ze konden en wat erger en verschrikkelijker om te zien was, legden enige plaatsen en kerken in de as en keerden terug naar hun sterkte die door een wal was omringd en op de oever van de Maas lag in een plaats die Ascloha genoemd wordt, 14 mijl van de Rijn.

De handelsroutes en vestigingsplaatsen van de Vikingen

Welke plaats ligt nu 14 mijl van de Rijn ? Een mijl is nu 1.60 kilometer dat is 22,4 km. Elsloo / Maasmechelen liggen echter ca . 90 km, 55 mijl van de Rijn. Einde discussie dus. Ware het niet dat er in de middeleeuwen andere waarden bestonden, die regionaal sterk van elkaar konden afwijken. Nu lezen we in het boek “De Graven van Loon” van Jan Vaes dat de afstand Luik – Aken 6 mijl is. De afstand tussen de twee steden is hemelsbreed 39 km. Een middeleeuwse mijl is dus hier 6,5 kilometer. Hemelsbreed ligt Elsloo omgerekend dus 14 middeleeuwse mijlen van de Rijn !!!!

Dan hebben we nog de naam Elsloo. De eerste betrouwbare melding van Elsloo stamt uit 1111 en dan wordt het dorp Eleslo genoemd. De betekenis van Elsloo wordt steevast uitgelegd als plaats aan of in een Elsenbos. Maar klopt dat wel ? De dialectnaam is Aelse, misschien staat deze wel dichter bij de oorspronkelijkste naam dan van de geschreven versies . Als Asselt daadwerkelijk Ascloha is, dan is in de loop der tijd de L naar achter geschoven waarom zou ze in Elsloo dan niet verplaatst kunnen zijn ? In dit geval naar voren ? Van Aschlo naar Aelse dus. De naam herleiding geeft dus ook geen uitsluitsel ten gunste van Asselt.

vikingschip

Maar waar moeten we dan in Elsloo gaan zoeken naar de Vikingenburcht ? Voor de hand ligt een voorganger van het kasteel in de Maas hiervoor aan te zien. Dat zou kunnen, maar liep de Maas hier wel ? De Maas kende in die tijd diverse armen bij Elsloo en die hoeven niet direct langs het dorp gelopen te hebben. Maar die liepen wel over het gebied van Elsloo.

Elsloo zou rond 900 een kroondomein geweest zijn (landgoed waarvan de opbrengst bedoeld was tot onderhoud van de hofhouding van de koning of keizer). Boorsem, Kotem en Stein zouden hiervan deel hebben uitgemaakt. De beemden onder Vught behoorden overigens ook tot Elsloo. De Maas liep dus niet langs maar door het gebied van het middeleeuwse Elsloo. Dit vergroot het zoekgebied aanzienlijk. Vandaar dat ook van Belgische zijde nabij Maasmechelen naar de mogelijke kampplaats wordt gezocht.

We hopen dat uiteindelijk alle zoekacties resultaat zullen opleveren, zodat we uitsluitsel krijgen. Zolang dat er niet is, houden we de optie Elsloo echter open. Men neemt tenslotte ook aan dat het verdrag van Meerssen in 870 op de palts van Meerssen is gesloten, van deze palts is echter tot op de dag van vandaag nog geen spoor gevonden.........

Guus Peters, 12 september 2017


AANVULLING

Een in 2020 gevonden Vikingbijl is een tastbaar bewijs van de aanwezigheid van de Vikingen in het gebied Stein/Maasmechelen.

Dit betekent echter ook weer niet een directe koppeling met het lang gezochte Vikingkamp maar wel met een andere gezochte plaats van handeling, de plaats van de slag op 26 juni 891 van de Franken tegen de Vikingen aan het riviertje de Geul. Wij denken, gezien de grote hoeveelheid gevonden wapens in 2020 bij de ontgrinding in het gebied tussen Elsloo en Geulle dat deze in de buurt van Kotem/Elsloo heeft plaatsgevonden.

Uit: Luit van der Tuut. Koningen en Krijgsheren. Blz 219 / 220

In 891 keerden de Vikingen in de Nederlanden terug. Den 26 Juni, werd er een veldslag geleverd op het riviertje de Geul, een uur beneden Maastricht, waarin de Vikingen onder Hasting de Franconiërs geheel versloegen. De aartsbisschop Sunzon of Sunderold van Maintz, de graaf Arnolf en een groot getal edelen bleven op het slagveld en het kamp der Duitschers werd buit gemaakt. Daarna trokken de Vikingen op Leuven. Alhier werden zij den 1 September door den keizer Arnulf, op de Dijleoevers geheel en al verslagen. Hun krijgsroep was Geule! Geule! De Dijle was gevuld met de lijken der zonen van het Noorden.
H. Welters Publications de la Societe Historique et archeologique dans le duche de Limbourg. Deel 10 1873

De bovenstaande beschrijvingen van de slag, voor zover deze betrouwbaar zijn, geven enkele details om over na te denken. De Franken rukten op vanuit Maastricht en stootten in een dorpje op de vijand. Hier wordt verondersteld dat dit Geulle was maar dat hoeft niet zo te zijn. Ook kwam het grootste deel van de Vikingen terug van een plundertocht uit Aken, waarschijnlijk dat zij hiervoor uit het Geuldal kwamen op weg naar hun steunpunt. Als inderdaad in het gebied Maasmechelen/Stein dat steunpunt was, dan is het aannemelijk dat men in Kotem of Boorsem of zelfs Elsloo op de vijand stootte en dat de Vikingen vanuit Aken op weg waren van hun plundertocht naar dit steunpunt .

Nu stroomt de Maas tussen Geulle en Elsloo, maar in die tijd liep hier de Geul die mogelijk tussen Kotem en Boorsem (of noordelijker) in de Maas uitmondde! Men heeft de neiging om bij het analyseren van een vindplaats dit te koppelen aan de huidige situatie. Maar men dient ook het landschap waarin de vondst gedaan is te reconstrueren. Zo moet men in Maasmechelen/Stein rekening houden met grote maasverplaatsingen en als gevolg hiervan verschuivingen van de nederzettingen.

Nu dus blijkt dat er tussen de wapens bij Kotem/Elsloo een bijl is gevonden die onmiskenbaar als Vikingbijl aangemerkt kan worden, is dit voor ons een groot bewijs van de aanwezigheid van Vikingen in onze omgeving en de plaats van de slag aan de Geul. We hopen overigens dat er nog meer wapens aan de Vikingen gerelateerd kunnen worden. Hopelijk kan er een wapen afgestaan worden voor ons eigen Streekmuseum in Elsloo !
Niet alleen is de bijl een bewijs van de aanwezigheid van de Vikingen in ons gebied maar maar ook een Odinpin die nabij Maasmechelen is gevonden. Ook zou hier sprake zijn van een niet gedocumenteerde Viking-schildpadfibula.

 


Ascloa, Ascloha, Aschlo, Asclon, Aelseloha ,Haslon, Hasloa , Haslou, Hesloes, Eleslo….. Aelse/Elsloo !

Niet alleen dragen de archeologische vondsten bij aan de kennis over de ligging van het Vikingkamp, maar ze vullen ook de kennis aan over de herkomst van de naam "Elsloo".

Het beruchte kamp lag in Ascloha. Tot 1929 werd dit onbetwist aan Elsloo gekoppeld. Daarna begon de discussie over Asselt. Een belangrijk onderdeel hiervan was de herleiding van de naam Ascloha tot Asselt.

Karl III (der Dicke) - RI I n. 1639b
882 iuli 00, Ascloha
unter der führung der könige Godefrid und Sigifrid (Regino vgl. Ann. Fuld. 882, Ann. Bert. 882) teils zu land an die Maas gezogen waren (Ann. Vedast. vgl. Ann. Anglosax. 882) und zu Elsloo (a|d. Maas n. Maastricht; Haslao, Ann. Vedast.; loco Haslon iuxta Mosam, Regino; loco Escelun, Ethelwerdi chr. M. G. SS. 13, 123) sich stark verschanzt hatten, um zu überwintern (Ann. Vedast.). Von hier unternehmen sie ihre raubzüge: im ersten anlauf verheeren sie mit feuer und schwert Maastricht, Tongern, Lüttich

De eerste betrouwbare melding van Elsloo stamt uit 1111 en dan wordt het dorp Eleslo genoemd. Dat is de alom aangehaalde oudste vermelding. Echter er is nog een 3 jaar oudere vermelding waarin Arnulfus de Hesloes vernoemd, steeds vertaald als Arnold van Elsloo.

Akte Arnulfus van Elsloo 1108 te vinden in het boek; "Faire justice" dans le diocèse de Liège au Moyen Âge (VIIIe-XIIe siècles".
Filium lue coegerunt venire ad curiam Richele Arnulfus de Hesloes, advocatus Aquensis ęcclesię, Elbertus de Mulance, qui sub eo tenuit advocatium, Albertus Prepositus Aquensis ecclesie et cancellarius régis, Lietbertus, qui vicedominus.

Aelse
De naamkundige Bas Kloens uit Dordrecht geeft de volgende verklaring voor de herkomst van Elsloo aan de Maas: Aseloha, oude naam voor Elsloo aan de Maas, voorheen ook Helsloes (volgens naamkundige Van der Aa) was in oorsprong Aelseloha = Else – loha.

De naam is een samenstelling van "helle" voor waterstroom en "loha" dat afkomstig is van het Germaanse "lauhaz" en dat betekend "open plek in een bos of bosje op hoge zandgrond". Opmerking: wij kennen geen hoge zandgronden. Ook de nederzetting was niet ver weg (Wikipedia). Van belang hier is dat de gebruikelijke koppeling met de boomsoort "els" te kort door de bocht is.

Bijzonder hierin is de vermelding van Aelseloha, dit omdat de nog steeds de locale dialectnaam Aelse hierin voorkomt. Dit bevestigt onze stelling dat in de naamverklaring van Elsloo de dialectnaam niet mag ontbreken. De gedachte is dat als Elsloo ononderbroken bewoond is geweest, de oorspronkelijke naam ook bij de inwoners steeds is overgeleverd. Het is ondenkbaar dat men plotseling zelf de naam ging veranderen, dat kan wel door schrijvers zijn gebeurd die een eigen interpretatie gaven van hetgeen ze hoorden. "Loha" is hier van de naam afgesleten.

Een ander voorbeeld in Limburg van de koppeling van de dialectnaam met de historische naam is Gronsveld, de dialect naam is Groeschelt, de historische naam is ook Grousselt.

Het verloop van Aelsloha-via Aelsle naar Aelse is geen grote stap. Zeker niet als men bedenkt dat ze in Limburgse dorpen verder af van de Maaskant tot op de dag van vandaag Aelsle tegen Elsloo zeggen.

Tot slot
De grote vraag is als "Aschloa" niet de naam voor het gebied Maasmechelen/Stein was, wat was die dan wel voor dit gebied (domein). Maar als dat domein al uit Merovingsche tijden dateerde, welke naam heeft dat dan gehad ? Steeds wordt de mantra gevolgd: Stein en Elsloo waren een geheel wat door twee broers in de 13e eeuw opgedeeld wordt. Elsloo komt als naam tot 1108 niet voor! De oudste vermelding van Steyn is in 1220. Een zo oud domein van die omvang, zo strategisch gelegen aan de Maas, langs doorgaande wegen en bij handels- en bestuurscentra, gelegen in het kerngebied van het Karolingsche rijk tussen Keulen en Tongeren met steden als Aken, Maastricht, Vise (later opgevolgd door Luik) kan toch niet in de kronieken en charters onvermeld zijn gebleven ?

Geschiedenis der keizerlijk baronie Boorsem: r. Verbois / M. Maessen
Boorsem (incl Kotem, de hal, Geneuth) bleef ondanks alle maasverplaatsingen deel uitmaken van het grondgebied Stein-Elsloo . De Heerlijkheden Stein-Elsloo vormden oorspronkelijk een Karolingisch kroondomein. Dit blijkt uit 'n vermelding van enkele heerlijkheden en villa's in de tekst van het charter van koning Arnold van Lotharingen gegeven de 13 juni 888.

Dat is ook niet zo. Dit domein wordt wel degelijk vermeld. Dit domein was Aschloa, Hesloes en alles wat daar tussen ligt. Het is als het ware in het zicht verborgen door oeverloze discussies en fixatie op het dorp Elsloo. Als we het domein Aschloa kennen, weten we ook in welk gebied de Vikingen hun kamp(en) hadden. Al weten we nog niet exact de plaats. Men kan niet de feiten blijven negeren waar we Aschloa moeten zoeken of deze ter discussie blijven stellen. We moeten niet zoeken in een specifieke plaats maar in het gebied wat nu de gemeenten Maasmechelen en Stein, waarvan gedeelten van hun grondgebied ooit het aloude domein Ascloa, Ascloha, Aschlo, Asclon, Haslon, Hasloa ……… Hesloes vormden!

De wijze van verdeling van het domein in twee vrije rijksheerlijkheden Elsloo en Stein is een merkwaardige constructie. Toen Boorsem/Kotem nog tot Stein behoorde werd het Steins gebied doorkruist door Elsloos gebied tot aan Vucht (over de Maas heen). Het zal zijn redenen hebben gehad. Een reden voor de verdeling van het bezit kan het beheersen over de volle breedte van een belangrijke, nog niet uitgekristalliseerde, Maasovergang zijn.
De heer van Elsloo behield de titel en het dorp ging verder met een verbastering van de oude domeinnaam. Stein kreeg het kasteel, het wapenschild van de Heren van Elsloo en een nieuwe naam, Steyn. Vernoemd naar het voorheen gemeenschappelijke slot. Dat zou betekenen dat het oude slot van Elsloo (nu verzonken in de Maas) pas na de splitsing van het domein gebouwd is.
Na het jaar 1000 als de invallen van de Vikingen stoppen, komt de macht bij de lokale adel te liggen en die bouwen de burchten . Een nieuw tijdperk breekt aan. Aschlo valt uit elkaar in twee delen: Elsloo en Stein (met Boorsem en Kotem, welke in 1335 overgedragen worden aan Rekem).

 

Ondergrondse gedeelte van de “witte toren” van kasteel Stein is beduidend ouder dan de bovenbouw. Mogelijk zit hier nog een oudere (houten) voorganger onder in de motte.

Oude kasteel van Elsloo in de Maas. Ten onrechte vaak in de discussie betrokken en onderdeel van de motivatie in bestrijden Viking-verleden van Elsloo.  

Julianakanaal 1935 - 2015

  • Afbeeldingen | Bron ©: Historiehuis van de Maasvallei, YouTube

julianakanaal08.01 3

Foto boven: Het graafwerk gaat beginnen, links de Maas. De huizen en de lagere school Op de Berg, links naast de kerk, zullen verdwijnen.

In 2015 bestaat het Julianakanaal 80 jaar. Het Erfgoedmuseum in Stein en het Streekmuseum Elsloo hielden daarover een gezamenlijke, drukbezochte tentoonstelling.
Onderdeel van deze expositie was ook een wandeling lanfgs het jarige kanaal. U kunt de wandeling langs het Julianakanaal hier ook downloaden >

Hierboven een korte film over de openstelling van het kanaal in 1935 door Koningin Wilhelmina en Prinses Juliana.

julianakanaal verdwijnend gedeelte berg

Het graafwerk gaat beginnen en de huizen Op de Berg, links naast de kerk, verdwijnen eerdaags. 

 

Onder: een uitzending uit de oude LOS doos. Ergens midden jaren 90 wordt Elslonaar Harie Rouvroye geinterviewd over de aanleg van het Julianakanaal. Interviewer is Ton Lexis. 

 

Links:

- 75 jaar Julianakanaal, een reportage van Docuz.nl uit Stein >

Wikipedia >

Rijkswaterstaat >

Oude sluis en brug van Roosteren en andere bruggen en sluizen van het Julianakanaal >

Project Verruiming Julianakanaal >

Film Maasvaart uit 1962, met beelden van Julianakanaal >

Andere Tijden: Ode aan de rivier >

Streekmuseum Julianakanaal Elsloo

1933 midden-onder de St. Augustinuskerk (klik voor vergroting)

St. Anna-Te-Drieën, een beeld met een verhaal

Op 22 maart 2014 stond een uitgebreid artikel in dagblad De Limburger over De meester van Elsloo. Guus Peters schreef het verhaal achter het beroemde beeld St. Anna te Drieën.

Op initiatief van de oud conservator van het Bonnefantenmuseum, Peter Te Poel, is er onderzoek gedaan naar de bronnen van De Meester Van Elsloo, waarvan het meest bekende beeld, de Sint Anna te Drieën, in de Augustinuskerk in Elsloo staat. Hij heeft voor dit onderzoek de hulp ingeroepen van het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonuim te Brussel. Over het onderzoek en de studie naar de diverse beelden is een boek uitgebracht onder de titel: A Masterly Hand. Meer info over dit boek ⇢

Vanaf blz. 48 van dit boek staat de geschiedenis van deze Anna te Drieën beschreven. Zo staat vermeld hoe dit beeld in Elsloo is terecht gekomen.

In 2019 was het beeld Sint-Anna-Te-Drieën onderdeel van een uitgebreide tentoonstelling in het Bonnefantenmuseum in Maastricht over de Meester van Elsloo, aan wie het beeld wordt toegeschreven. Hieronder de toelichting van curator Lars Hendrikman.

Meester van Elsloo. Van eenling naar verzameling
Aan het einde van de middeleeuwen bestond in het huidige Maas-Rijngebied een levendige productie van houtsculptuur. Helaas is meestal onbekend wie deze beelden besteld of gemaakt heeft. Om toch enig houvast te krijgen werden deze beeldhouwers van een 'noodnaam' voorzien, en veruit de bekendste daarvan is de zogenaamde 'Meester van Elsloo'. In voorbereiding op deze tentoonstelling zijn de afgelopen jaren diverse onderzoeken verricht naar de aan deze meester toegeschreven beelden. Ondanks dat blijft zijn identiteit in nevelen gehuld. In de tentoonstelling doen we de zoektocht in de kunstgeschiedenis sinds 1940 over. De meer dan vijftig eenlingen vormen nu samen tot 16 juni 2019 een grote verzameling.

Na afloop van de tentoonstelling moest het beeld uiteraard weer terug naar Elsloo. Hieronder een reportage van L1 over deze bijzondere logistieke klus.

Beeld Anna terugplaatsing

 

St. Anna te Drieën, een beeld met een verhaal

Samenstelling: Guus Peters

Meester-van-Elsloo

In de St. Augustinuskerk te Elsloo bevindt zich een beroemd beeld van St Anna-te-Drieën. Om de betekenis van dit beeld te verduidelijken willen we hieronder dieper ingaan op achtergrond ervan. 

Hoewel de St. Augustinuskerk diverse beelden bezit van hoge ouderdom, wordt in publicaties over haar collectie steeds één beeld speciaal toegelicht vanwege de grote kunstwaarde, de St. Anna te Drieën. Dit wil echter niet zeggen dat de overige beelden minder waarde voor de gemeenschap hebben. Integendeel, sommige beelden zijn zelfs veel ouder dan de St. Anna en, wat misschien belangrijker is, oorspronkelijk kerkbezit, hetgeen de St. Anna zeker niet is.

Aankoop in 1850
Het beeld is in 1850 door het kerkbestuur uit Elsloo aangekocht van het kerkbestuur van de Munsterkerk in Roermond. Deze aankoop was voor de inrichting van de toen pas gereed gekomen "nieuwe kerk", de Augustinuskerk. Uit het kasboek van de Munsterkerk blijkt dat op 2 januari 1849 en op 2 januari plus 6 maart 1850 diverse kerkelijke stukken zijn gekocht, waaronder de twee zijaltaren met het bekende beeld van de Meester van Elsloo. Ook het altaar in de rechter zijbeuk van de kerk waarop het beeld staat, is afkomstig uit de Munsterkerk te Roermond. 

Het totaal bedrag van de aankoop was 401 gulden en 35,5 cent.
Aardigheidje; het geld was betaald door de ontvanger van het kerkbestuur van Elsloo, J. Claessens. Dit was Johannes Claessen(s) die zich in 1836 in Elsloo had gevestigd en in de Maasberg de brouwerij annex herberg runde (alsook boerderij). Tevens was hij gemeente-ontvanger.

De St.Annagroep van Elsloo
In de St. Annagroep van Elsloo (130 cm hoog en 83 cm breed) zit moeder Anna, de grootste figuur, op een Dagobert-stoel (een gotische vouwstoel). Ze draagt haar traditionele kledij (breed vallend gewaad, een kindoek om haar hals en een kap met sluier op het hoofd) en heeft een boek bij zich (Anna atribuut, het refereert naar het Oude Testament en de belofte van de Messias).
Naast haar staat de jeugdige Maria, die zo jeugdig is dat haar gestalte niet boven die van haar moeder uitsteekt. Zij houdt het levendig weergegeven Kind dat speels naar Anna's open boek grljpt, met beide handen vast. Dat de groep van Elsloo reeds in de tijd van zijn ontstaan de aandacht heeft getrokken, blijkt wel uit het feit, dat hij reeds kort daarna gekopieerd werd. In het Rijksmuseum bevindt zich namelijk een vrije navolging van deze St.-Anna-te-Drieën in iets kleiner formaat (bron 5)

De Meester van Elsloo
De naam "Meester van Elsloo" werd in 1940 geïntroduceerd door de Limburgse kunsthistoricus prof. dr. J.J.M. Timmers, in een artikel in het tijdschrift Oud-Holland, getiteld: 'Een onbekend beeldsnijder der 16e eeuw: de "Meester van Elsloo". In 1936 tijdens een tentoonstelling in Sittard over kerkelijke kunstwerken van die stad en omgeving waarvan onze St-Anna-te-Drieën deel uitmaakte, viel het Prof. Dr. J.J.M. Timmers voor het eerst op dat verschillende ongesigneerde beelden in dorpskerken in Limburg een hoge artistieke waarde vertoonden en mogelijk van dezelfde hand waren.

Het beeld uit Elsloo werd als toonaangevend voorbeeld gezien voor het werk van deze onbekende meester. Omdat men zijn naam niet kende vernoemde men hem naar de plaats waar dit beeld stond nl. Elsloo (bron 1 en 3)
De beelden van deze onbekende meester(s) worden gerekend tot de School van Oppergelder (waarvan Roermond de hoofstad was). Hoewel de kunst in het Maasdal bloeide, schijnt zij sterk beinvloed te zijn door de toenmalige bloeiende Duitse beeldhouwkunst (bron 2). 

Groep kunstenaars
Inmiddels is uit onderzoek duidelijk geworden dat de aan "De Meester van Elsloo" toegeschreven beelden waarschijnlijk niet door één persoon, één kunstenaar zijn vervaardigd maar door een groep beeldensnijders. Deze groep laat-middeleeuwse beeldensnijders, die rond 1500 actief was in het gebied Opper-Gelre, het huidige Midden en Noord-Limburg, signeerden hun werk niet.
Wellicht is geen van de betreffende kunstenaars ooit in Elsloo geweest, laat staan dat zij daar gewerkt hebben. De naamgeving "Meester van Elsloo" heeft dan ook niets met de plaats Elsloo, maar alles met het hier aanwezige St. Anna-te-Drieën beeld te maken. 

De functie van kerkbeelden
In de middeleeuwen vervaardigde men een beeld niet zomaar; tot in details zitten deze heiligenbeelden vol symboliek. De af te beelden figuur diende de vaak ongeletterde gelovige en vereerder van betreffende heilige, als ideaalbeeld, welke hij als volgeling moest nastreven. Dit is ook van toepassing op de St. Anna-te-Drieën van Elsloo.

Ten tijde van vervaardiging van het beeld in de 16e eeuw kende de verering van Anna, de moeder van Maria geen grenzen. Men kan zich afvragen waarom Anna in deze periode zo vereerd werd en waarvoor zij werd "aangeroepen". Op de (voor velen onbekende) achtergronden van de St. Anna-verering zullen we nader ingaan.

Genealogisch hoogstandje
Het staat niet in de bijbel, maar volgens een latere legende worden Joachim en Anna genoemd als zijnde de ouders van Maria en dus de grootouders van Jezus van Nazareth.
De afstamming van Jezus en zijn familieverbindingen heeft de mensen vanaf de eerste eeuwen van onze jaartelling bezig gehouden. Er is naar gevorst en men heeft geprobeerd een kloppend beeld te scheppen. Maar toen de maagdelijke geboorte van Maria (niet te verwarren met Jezus' geboorte uit de maagd) een discutabel geloofspunt werd, was het belangrijker dan ooit de familieverbindingen te kennen en ook de manier waarop Maria's verwekking geschiedde.

In de bijbel worden Anna en Joachim als Maria's ouders genoemd, beiden waren toen al op hoge ieeftijd. Volgens de legende keerde Joachim terug naar Jeruzalem -dat hij enkele maanden ervoor had verlaten nadat de tempelpriester de onvruchtbare Joachim het offeren geweigerd had - en ontmoette zijn vrouw bij de Gouden Poort. Negen maanden later zou Maria ter wereld komen. Zij wijden Maria aan God toe en brachten haar als driejarige naar de tempel. 

Er is verder sprake van Maria's nicht Elisabeth en haar man Zachatias en voorts van apostelen, zoals Jacobus. Om alle betrokkenen binnen één netwerk van familierelaties (Heilig Maagschap) onder te kunnen brengen moest Anna wel meermaals gehuwd zijn geweest, een idee dat zich rond het jaar 1100 begon te verspreiden. Wat in de bijbel ontbreekt, vullen levensbeschrijvingen en mirakels verder aan.

Zo hebben zich omtrent Anna diverse legenden ontwikkeld, waarin zij tot drie keer toe trouwt en (wonderbaarlijk) op hoge leeftijd -buiten Maria- nog twee meisjes krijgt: Maria Cleophas en Maria Salomas. Deze laatste was de moeder van Jacobus de Meerdere en Johannes de Evangelist.

Anna was dus de stammoeder van een uitgebreid en heilig geslacht. Maar ook Anna had ouders: Emerentiana en Stollanus, uit de stam Juda. En een zuster Esmeria, die Efraïm trouwde. Uit hun verbintenis kwam Elisabeth voort, Maria's nicht en moeder van Johannes de Doper. In de 12e eeuw vervlecht men er nog een stamboom door: die van Elisabeth's broer Eliud. Via deze lijn kwam men aan St. Servaas. Al deze personen komen voor op een 15 eeuwse paneelschilderij in de St. Servaaskerk te Maastricht.

St. Annaverering
De Anna-devotie kent een eerbiedwaardige traditie, met de oudste sporen in het Byzantijnse rijk in de 6e eeuw. Drie eeuwen later begint men haar ook in onze gebieden te vereren.
Tegen het eind van de middeleeuwen groeit de cultus enorm, samenhangend met kerk en kloosterhervormingen en met de veranderde opvatting over de plaats van de vrouw binnen huwelijk en gezin in de christelijke huwelijksmoraal. Vrij laat trouwen en leven in een huisgezin (tot voor kort, de hoeksteen van de samenleving). De overgang van agrarische naar burgerlijke, stedelijke samenleving is daar van invloed op geweest.
Was Maria als moeder-maagd een bekoorlijk maar onbereikbaar ideaal, in Anna kon de kerk de vrouwen een veel menselijker toonbeeld van vroomheid, kuisheid en toewijding voorhouden. En onbewust bevredigde Anna het immer levende oer-idee van de moedergodin of de Grote Moeder.

Het meest verbreid was de cultus (met het hoogtepunt rond 1500) in de Nederlanden, het Rijnland en Noord-Frankrijk. In de 15de en 16de eeuw verrezen aan Anna gewijde kapellen en ontstonden bedevaartplaatsen. Het aantal Anna-altaren groeide spectaculair.
In deze tijd (ca. 1525) wordt ook "ons" beeld door de Meester van Elsloo vervaardigd.

Als grootmoeder van Jezus was Anna een machtige en begrijpende heilige. Niemand wist beter wat jonge vrouwen en (aanstaande) moeders voelden. Geen geschikter patrones van het huwelijk (en tevens van de celibatairen) dan zij.
'Naar Sint Annaken voor een manneken' luidde een bekende uitdrukking. Wie dat nog niet was gelukt zat "in Sint- Anna' s schapraai" (kast).

Verhalen beklemtonen dat vereerders van Anna er in allerlei opzichten wel bij voeren. Armoede veranderde zij in welvaart. Op het platteland werd Anna aangeroepen voor de vruchtbaarheid van gezin, gewas en vee. Zij beschermde binnenschippers en zeelieden en hielp tegen de pest. Geen wonder dat vroeger veel meisjes niet alleen Maria maar ook vaak Anna als doopnaam meekregen.
Deze Anna-devotie weerspiegelde zich in de beeldende kunst. Talloze beeldhouwers, schilders en graveurs uit de 15de en 16de eeuw namen de Heilige Maagdschap, het leven van Anna of van Maria, of scenes uit hun leven tot onderwerp.

Het meest gevraagd was de beeldengroep Anna-Te-Drieën (waar zoals gezegd Elsloo een prachtig voorbeeld van bezit), een compositie met Anna, Maria en het kind als groepje, ook wel Anna-trits genoemd. In deze beelden is Anna de voornaamste (bron 4)

Tegenbeweging
Een zo bloeiende Anna-cultus kon niet anders dan een tegenbeweging oproepen. In de loop van de 16de eeuw verdwijnt stilaan de machtige, grote moeder Anna en treden haar dochter en kleinzoon op de voorgrond. In de eeuwen daarna wordt ze weergegeven als een zorgzame moeder en opvoedster. Dit valt uit de schilder- en beeldhouwkunst van de 17e en 18e eeuw duidelijk af te lezen. In de 20e eeuw vlamt de Anna-cultus weer op, maar daarna raakt Anna snel in vergetelheid (bron 6)

Elsloo bewaard in het door haar gekoesterd beeld in de St. Augustinuskerk de herinnering aan deze eens zo rijke middeleeuwse cultus, waarin ook dit beeld zeker diep vereerd werd. Waar het in vroeger tijden stond is verder onbelangrijk, belangrijk is dat de St. Augustinuskerk een beeld bezit waar de gemeenschaptrots op kan zijn

Bronnen:
1,3,5: Gedenkboek uitgegeven bij het 100-jarig bestaan van de St. Augustinuskerk
2: De Bronk, April 1960
4,6: Kunstkroniek Financieel Dagblad 19 sept 1992

Bunkers S-53 en S-54 in Elsloo

  • Afbeeldingen | Bron ©: Guus Peters

kazemat S53 Elsloo

(klik voor vergroting op afbeelding)
Tijdens de verbreding van het Julianakanaal is men eind 2015 tegenover kasteel Elsloo op de restanten gestuit van kazemat S-53. Een van twee kazematten die in 1939 werden gebouwd ter verdediging van de brug van Elsloo.
Kazemat S-53 werd na de tweede wereldoorlog opgeruimd. De tweede kazemat S-54 staat nog steeds nabij de brug. Op de foto's de nu gevonden restanten van S-53.
In deze kazemat sneuvelde op 10 mei 1940 tijdens de Duitse inval soldaat Henricus Bremmers (lees meer>).
Wellicht zou een gedenkplaat op deze plaats gepast zijn. (Foto's Guus Peters)

De stichting IKL (Instandhouding Kleine Landschapselementen in Limburg) heeft in nauwe samenwerking met het Streekmuseum Elsloo een infobord geplaatst bij de bunker uit de 2e wereldoorlog die tussen Julianakanaal en Maas ligt, net over de brug richting Meers.

Deze Nederlandse bunker, betonkazemat S-54 uit 1939, is een van de weinige tastbare bewijzen van de felle gevechten die hier bij de Duitse inval op 10 mei hebben plaatsgevonden.

Meer informatie over de oorlog verwikkelingen rond Elsloo kunt u krijgen in het streekmuseum. Kijk ook naar een interview met Harie Rouvrouye ⇢
Klik op de foto's voor een vergroting.

Kazemat1

 De tekst op het bord luidt:

Deze driemans-bunker, type 'stekelvarken', was onderdeel van het verdedigingsstelsel bij de brug over het Julianakanaal. Het is de laatste van de 45 betonkazematten die het Nederlandse leger in 1939-1940 als "Julianakanaal-linie" (onderdeel van de Maaslinie ) tussen Maastricht en Echt liet aanleggen.
Tijdens de Duitse aanval bestond de bemanning uit een soldaat die de mitrailleur bediende, diens assistent en een uitkijk die zorg moest dragen voor de ventilator tegen de kruitdampen.

De Duitsers konden niet over de brug omdat die om 5 uur 's morgens, vlak voordat de Duitsers in het dorp verschenen, door de Nederlanders was opgeblazen. Om 6.30 uur was de aanval voorbij. Er was een Nederlandse militair gesneuveld (Harrie Bremmers), een zwaargewond en enkelen lichtgewond. Aan Duitse kant waren geen verliezen. De bruggen in Stein, Urmond en Berg werden op datzelfde ogenblik ook overvallen door Duitsers in Nederlandse uniformen.

De Duitsers schoten negen granaten op de bunker in Elsloo. Alle inslagen raakten doel en zijn nog steeds zichtbaar. De mitrailleur werd daarbij uitgeschakeld.
Het Duitse leger trok vervolgens het kanaal, de Maas en Zuid-Willemsvaart en via Belgie naar Frankrijk. Gedurende vier dagen passeerden 14.000 infanteristen te voet Elsloo, aangevuld met 6.000 paarden met karren en kanonnen.

Het Nederlandse legeronderdeel dat de brug verdedigde, viel onder de Territoriaal Bevelhebber Zuid-Limburg, kolonel Govers.
Het Duitse legeronderdeel dat de aanval uitvoerde was de 18e infanteriedivisie, onderdeel van de legergroep van Von Bock

Op 1 september 1944 trokken Duitse troepen zich terug over de Maas en Julianakanaal. In het kanaal lagen op dat moment een aantal schepen die hier beschutting hadden gezocht. De vrachtschepen werden door de Duitsers en passant opgeblazen. Een schip legde men dwars in het kanaal om het als brug te gebruiken.
Op 18 september 1944 werd Elsloo door het Amerikaanse leger bevrijd.

Na de oorlog is de brug van Elsloo over het Julianakanaal niet hersteld maar gebruikt om de bruggen van Stein en Geulle te repareren. Pas in 1963 kwam de huidige brug tot stand.
Tot die tijd lag er onder aan de Maasberg ter vervanging een veerpont in het kanaal.

Kazemat2 

 Kazemat3

Winkel- en andere bedrijvigheden in Elsloo rond 1935

Geschreven door Harie Rouvroye, 1993

Het oude dorpsdeel van Elsloo en ook Catsop en Terhagen kreeg in de twintiger en dertiger jaren van deze eeuw het gezicht, dat we nu nog kennen. De komst van de mijnen in de twintiger jaren bracht een flinke verbetering mee in de inkomenssituatie van een aanzienlijk deel van de bevolking van circa 2400 zielen.

Ook de gemeente kreeg meer financiële armslag en rond 1925 waren de nutsvoorzieningen zoals waterleiding, electriciteit en riolering voltooid of in een gevorderde staat van aanleg. In deze periode werden ook een aantal eigen- en huurwoningen gebouwd.
De grootste verandering bracht echter de aanleg van het Julianakanaal in de jaren 1929-1935 met zich mee. Voor de aanleg moesten niet alleen 43 woningen worden gesloopt, ook de school en het gemeentehuis werden afgebroken. Hierdoor ontstond een "bouwgolf" en bovendien had de grote aanwas van de bevolking door de kanaalwerkers invloed op de totale leefsituatie in Elsloo.

Meer dan 100 bedrijven...
Ook werden er meerdere nieuwe zaken geopend. Om een blik op de toenmalige bedrijvigheid in Elsloo te werpen lijkt het juist te kiezen voor de tijd rond 1935. De Tweede Wereldoorlog en de ontwikkelingen daarna betekenden immers het einde van de "goede oude tijd" dus ook het einde van vele bedrijven. Een telling van de "bedrijven" (waarbij we - zoals in dit hele artikel - de 'agrarische bedrijven buiten beschouwing laten) de volgende aantallen op:
20 kruidenierswinkels, 7 bakkerijen/kruidenierswinkels, 8 slagerijen en/of filialen hiervan, 11 café's, 4 sigarenfabriekjes, 5 steenkolenhandelaren, 6 rijwielzaken met electro-/huishoudelijke artikelen, 2 schildersbedrijven, 2 winkels voor ijzerwaren en huishoudelijke artikelen, 1 smederij met winkel voor huishoudelijke artikelen, 5 herenkapperszaken met rookartikelen, 2 dames-kapperszaken, 2 groenten- en fruit-verkoopzaken, 5 schoenmakerijen waarvan 1 met winkel, 1 drukkerij met winkel/rookartikelen, 1 winkel voor hengelsport- en rookartikelen, 3 kleermakerijen met winkel voor textielwaren, 5 winkels voor stoffen, garen en naaiartikelen, 4 aannemersbedrijven, 1 fotografe, 1 modiste met winkel, 1 timmerwerkplaats, 1 winkel voor rookartikelen, 1 busondernemer, 2 molenaars, 1 vis- en kaaswinkel, 1 drogisterij, 1 meubelhandel, 3 transportbedrijven, 2 loonslagers en ca. 10 thuisnaaisters.

Winkelsluitingswet
Het spreekt vanzelf, dat bij een dergelijke hoeveelheid "bedrijven" geen sprake was van een zodanige omzet dat men er van kon leven. Vaak had de man een baan in loondienst en verzorgde de echtgenote de zaak. Dit bleek uit de dialectbenaming, waarbij de winkel dan de naam van de vrouw kreeg. In een aantal gevallen openden weduwen noodgedwongen een winkeltje om een schamel bestaan te verwerven. Meestal ook waren de zaken niet "zuiver" dat wil zeggen er waren vele combinaties mogelijk zoals: bakkerij-rookwaren-kruidenierswaren, of kruidenierswaren-stoffen-petroleum. Meer dan de helft van de bedrijfjes was gevestigd in gewone woonhuizen die daarvoor feitelijk ongeschikt waren. De voorkamer werd dan eenvoudigweg voorzien van rekken en een kleine "winkelbank" met weegschaal; van het vaak kleine raam werd een étalage gemaakt. De voordeur stond meestal open en de kamerdeur was van een bel voorzien.

De winkelsluitingswet werd niet al te precies nagevolgd. En op zondag waren de winkels, die snoepgoed verkochten en eventueel rookartikelen dan ook geopend want de "zondagscent" van de kinderen was welkom en de volwassenen moesten kunnen roken. Hierbij werd niet geschroomd "losse" sigaretten van onder de toonbank te verkopen, hetgeen wettelijk verboden was. Voor 1 cent kreeg men 1 sigaret, voor 2 cent werden 3 sigaretten verstrekt. Waren de winkels gesloten dan kon men "achterom' gaan en werd toch geholpen. Van winkelsluiting wegens vacantie was geen sprake; in die tijd ging men niet met vacantie!

Elsloo-Stationsstraat-1935

Stationstraat: Links met kap: winkel Nelke Pesch; winkel Jan Pesch (in aanbouw); kapperszaak Louis Driessen. Rechts: met benzinepomp winkel wed. Schrasser en café Frits Lernmens.
In het midden de later gesloopte huizen van loonslager Jan Driessen en de bakkerij van Willem Driessen.

Kruideniers in overvloed
De slagerszaken waren zonder uitzondering redelijk modern voor die tijd; met koeling door middel van staven ijs van 30x30 cm en een meter lang werden de koelkasten koud gehouden. Het ijs werd eenmaal per week van een ijsfabriek in Schinnen betrokken. Ook een deel van de café's beschikte al over ijskoeling.
De meest moderne kruidenierswinkel was de in 1935/36 geopende winkel van de Gezusters Schreurs aan de Stationsstraat; hier kon men naast de gebruikelijke "losse" artikelen ook vele "verpakte" artikelen kopen, voorwaar een novum! De koffie werd electrisch gemalen en men verkocht vlees en ook andere artikelen, zoals groenten, in blik.

Een der oudste kruidenierswinkels in Elsloo was "Bie de Sieme", de familie Amen aan de Kaakstraat. Hier verkocht men nagenoeg alle artikelen los, van koffie, suiker, zout, stroop, meel, erwten en bonen, soda, zachte zeep, tot naalden, garen, dweilen, stoffen en petroleum, maar ook tabak, klompen bezems enz. en snoep. Het winkeltje was klein en donker, doordat er maar een klein raam was dat ook nog als étalage werd gebruikt. De losse artikelen werden in papieren zakken, "tuute", geleverd, de zachte zeep in vetwerend papier, "kletpapier". De reuk in deze winkel was een mengsel van de geuren van koffie, petroleum, zeep, laurierbladeren en andere geurmakers.
De overige kruidenierswinkels in Elsloo lagen naar sfeer en mogelijkheden tussen beide genoemde zaken in, dus van oud tot nieuw.

Een ander bekend winkeltje was dat van Marie-Catharien Botti aan de Raadhuisstraat. Marie-Catharien werd ook de "Broktant" of het "Brokvrouwtje genoemd. Ze was een pront, zeer proper vrouwtje dat in haar oude huisje een kruidenierswinkelje dreef. Om het winkeltje te bereiken moest men over de "vaart" naar de deur toe; van hieruit kwam men via een kleine gang in de winkel die links in het achterhuis was gelegen. De afmetingen ervan waren ca. 3,5 x 3,5 meter. Het assortiment dat ze verkocht was niet bijzonder groot, maar de allervoornaamste artikelen had ze wel.

Haar specialiteiten waren haringen en "brok". Op vrijdag -vastendag- verkocht ze haringen die ze zelf inmaakte en die bijzonder lekker smaakten. De haringen stonden op vrijdag in een grote bak op de toonbank en de klanten konden aangeven welke haringen ze wilden en hoeveel uien, "unne", ze erbij wilden hebben. De grootste trekpleister, voor de jeugd althans, was de "brok". Dit was het afval van voornamelijk ijswafeltjes die stukgingen tijdens het productieproces in de Victoria-koekjesfabriek in Maastricht. Lang ging Marie-Catharien te voet naar Maastricht om een grote zak van deze "brok" te halen. Van oude kranten, die ze nauwkeurig in stukken sneed, plakte ze postzakken in twee maten. Op zondagmorgen was er een drukte van belang want dan werd de "zondagscent" of ook wel de cent die bestemd was voor de schaalcollecte in de zondagsmis omgezet in een een postzak met "brok" van 1 cent of 2 1/2 cent.

LM18.1

Dorpsstraat: Aan de rechterzijde van rechts naar links: Winkel van de weduwe Jacobs, Martien Driessen en Louis Lenaerts

Met de vlaai naar de bakker...
Een bekende bakkerij, zeker bij de generatie schooljeugd, was die van Jannes de Bekker, Jan Janssen aan de Schoolstraat. In de bakkerij werden de drie broodsoorten vertvaardigd die toen bestonden: wittebrood, zwartbrood en "onderwerkbrood", een soort Tarvo. Met kermissen en hoogtijdagen werd er vlaai en koek gebakken. De "vlaaien" werden thuis klaargemaakt en dan in rekken naar de bakkerij gebracht waar Janssen ze bakte. Ook werd het deeg wel thuis gemaakt en in een doek gewikkeld en samen met een ketel fruit naar de bakkerij gebracht, waar de bakker er dan vlaaien van maakte. De schooljeugd kende de winkel zeer goed, want buiten de bakkerijartikelen en kruide-nierswaren werd er snoep verkocht. Had men om welke reden dan ook een cent verdiend dan werd deze vaak bij "Jannes" omgezet in snoep. Ook de cent bestemd voor de missie verdween wei eens in de winkel. De andere bakkerijen opereerden op dezelfde basis.

Alberigs-pand

 

De zaak met de meest attractieve étalages was de kleermakerij annex textielwinkel van Tjeu de Aolber, Mathieu Alberigs Sr. aan de Raadhuisstraat (foto hiernaast)
Deze sprong steeds in op destijds actuele zaken; zo kon men tussen de stoffen een draaiende windmolen zien, terwijl een gramofoon het toen zeer populaire liedje 'Daar bij die molen" speelde. Later volgden ook nog andere, terwijl ook eik seizoen zijn aandacht kreeg. Altijd waren er bewegende objecten ais poppen enz.; de étalages trokken dan ook steeds veel belangstelling.

 

Biertje werd niet thuis gedronken
Van de café's was een typisch voorbeeld dat van Sjef van Jweuepke, Joseph Vranken in Catsop. Vranken huurde het café met tuin en boomgaard voor Fl 25,- per maand van een kleine brouwerij in Maastricht. In het café werd het bier in de kelder opgeslagen en ongekoeld van de tap verkocht; er waren drie soorten bier verkrijgbaar nl. Diester pils, jong bier en donker bier.
De twee eerste soorten werden in "potten met oor" verkocht en het donkere bier in "Schopjes" glazen op een klein voetje, deze waren bedoeld voor dames. De prijs was Fl 0,10 -een dubbeltje- (Euro 0,05) per glas. Aan sterke drank werd verkocht: Hennekens Els, Franse brandewijn, bittere-soort brandewijn, oude klare, advocaat en boerenjongens (rozijnen op brandewijn). De prijs per glaasje ook Fl 0,10. Voor kinderen was er een soort limonade-gazeuse voor Fl 0,10 per glas, Kwatta-chocolade werd ook voor een dubbeltje per reep verkocht. De chocolade kostte inkoop Fl 1,85 per 100 repen. Het bier kostte inkoop Fl 22,54 per 98 liter.

Het café werd in de winter verwarmd met een grote potkachel die midden in de ruimte stond. Er was een buitenkegelbaan en binnen werd een tafelkegel-spel gespeeld; het kegelspel was zeer populair. Ook het kaartspel werd er flink beoefend, "guliken" was het meest bekende spel; het was een soort pandoer met 2 kaarten op de stok. Korte tijd stond er ook een gokkast, Paljas genaamd; na inworp van een dubbeltje ging het apparaat werken en kon men enige penningen winnen. Vier penningen leverden een glas bier op; slimmerds bemerkten dat het toestel ook op halve centen werkte; na ontdekking hiervan werd de gokkast meteen verwijderd.

Met kermissen en carnaval mocht er worden gedanst, dit na het verkrijgen van een vergunning van de gemeente, waarvoor Fl 7,75 moest worden betaald. Het orkest van 2 man kostte Fl 15,- per dag. Hiervoor moest op zondag de matinee-voorstelling worden gegeven en gedurende de volgende dagen worden gespeeld voor het bal. De sluitingstijden van de café's waren zo vroeg dat iedereen weer op tijd thuis kon zijn voor bedtijd. Soms werden door bepaalde klanten "grapjes" uitgehaald; men stal eenvoudig alle voedingsmid-delen die in huis waren en at die op. Later werd dat dan wel weer in der minne geregeld. Zondagsmiddags rond half drie werden de klanten door moeder Vranken, die een zeer vrome vrouw was, uit het café gezet met de mededeling dat ze na het lof terug konden keren. Hieraan werd door ieder gevolg gegeven!

Eenmaal per jaar werd er in café Vranken gekiend, en wel met Driekoningen op 6 januari, het "koningskienen". Moeder Vranken bakte vijftig grote koeken die werden uitgekiend. Het café was dan stampvol en men zat zelfs op de vloer. ledere ronde werd een van de 50 koeken uitgekiend waarvan er één 'n boon bevatte. De winnaar van deze "koningskoek" kreeg er één extra. Eenvoudig vermaak in een sobere tijd. Joseph Vranken zelf exploiteerde achter het café de kolenverkoop voor de buurtschap. Bovendien was hij voerman met kar en paard en verzorgde hij voor de mensen met kleine stukjes grond het ploegen, inzaaien, oogsten en dorsen van de vruchten. Voor veel mensen een onmisbare figuur!

De thuisnaalsters waren meisjes of vrouwen die aan huis tegen betaling en de kost (mee-eten) nieuw- en verstelwerk kwamen verrichten.

Straatventers
Er was ook concurrentie voor de neringdoenden, want vanuit Beek kwamen jongens die in dienst waren van De Gruyter of de Edah met klantenboekjes de bestellingen opnemen die ze dan later per bakfiets weer afleverden. Maar er waren ook andere concurrenten; de volgenden waren toendertijd bekend:

  • Het "Pruuske" uit Duitsland: deze verkocht messen, scharen, scheermessen enz. Hij reed op een licht motorrijwiel en woonde in Solingen.
  • Het "Petrolkaelke": deze petroleurnventer kwam met zijn karretje uit Neerbeek.
  • De "Lommelekael": haalde lompen, oud ijzer en konijnevellen op. De konijnevelien van de voor kermissen en feestdagen geslachte diertjes werden met de haren naar binnen gekeerd met stro of iets anders gevuld en na droging voor een paar cent verkocht.
  • De "Kjesboer": deze rijzige figuur met zijn blauwe kiel en schipperspet verkocht kaas vanuit Geleen op zijn bakfiets. In de rieten mand voor op de fiets lagen diverse zware kazen waaruit men kon kiezen.
  • Ook op de fiets kwam "Jaap van de Mijn"; hij handelde in "militaire jassen en broeken, oud en nieuw", althans dit was zijn roep als hij binnen het dorp kwam. Overigens handelde hij in alles wat verkoopbaar was; de herkomst van de spullen was niet altijd pluis!
  • Het "Pindakaelke": een Chinees die bij tijd en wijle met een koffertje pinda's langs kwam.
  • De "Sjerreslieper": deze man zorgde voor het slijpen van messen en scharen.
  • De "Verrekeskael": aangezien veel mensen behalve kippen ook een varken voor de slacht hielden, kon deze uit Broeksittard komende handelaar hier goed zaken doen. Vaak was hij in gezelschap van zijn echtgenote die achter op de paardekar tussen de manden met varkens en kippen zat. Hun echtelijke ruzies vochten ze publiekelijk uit, waarbij ze tot groot vermaak van de omstanders grove taal niet schuwden.
  • Uit Geuile kwam "Pjer van Lombok", die manden, klompen, bezems, e.d. verkocht. Hij had een ruime keuze op zijn wagentje met paard.
  • Uit Meers kwam "Doorke Smeets"; ook hij had een assortiment als "Pjer"
  • Helemaal uit Sittard kwam een vrouw, het "Bessemevruike" genaamd, die bezems en borstels verkocht.
  • Ook een "Spinzelevrouw" kwam langs de deur; zij verkocht garen, naalden, elastiek en andere kleine benodigdheden voor het naai-en verstelwerk.

U ziet: een grote concurrentie voor de plaatselijke neringdoenden die ook nog te kampen hadden met de smokkel van margarine, suiker e.d. die in het buurland België de helft goedkoper waren. Alles bij elkaar was het een grote groep mensen die probeerden op deze manier de kost of tenminste een deel daarvan te verdienen.
De winkels en bedrijven waren als volgt over Elsloo, Terhagen en Catsop verdeeld:

Maasberg:
1. "In de meule": Fam. Lenssen: melk, boter, eieren, thuis- en huis-aan-huisverkoop.
2. "Gus van Wilieme": August Frederix; voerman en boerderij.
3. "Leike van den ontvenger": Leo Vaessen; kruidenierswaren en toezichthou-der van het kasteel.
4. "Bet van van Es": Gezusters van Es; kruidenierswaren.

Dorpstraat:
5. "Mertien van Doorke": Wed. Jacobs; kruidenierswaren en rookartikelen.
6. "Mertien van de Smeed": Martin Driessen; rijwielen,electro, huishoudelijke artikelen, taxi, koster St.Augustinuskerk.
7. "Lewieke de boer": Louis Lenaerts; melk, boter, eieren; thuis- en huis-aan-huisverkoop en boerderij.
8. 'Nelleke van de Smeed": Nelke Pijpers-Driessen; ijzerwaren en huishoudelijke artikelen.
9. "Den Taaiman": Frans Taeymans, bakkerij, kruidenierswaren.
10. "Sjeng Hoebe": Jan Houben; slagerij.
11. "Den Dobbele": Harie Dobbelstein; café.
12. "'De krap": Hubert Dobbelstein; herenkapper.
13. "Sjaak van Doorke": Jac. Hendrix; steenkoolgroothandel, fruitverkoop.
14. "Pjetterske"; J.Peeters; groenten en fruit, koloniale waren, contractteler bonen.
15. "De Kooperaasje"; Coop. koloniale waren.
16. "Wis": Wed. Louise Vranken; scheepvaartbedrijf.

Raadhuisstraat:
17. "Den Hjer": J.Fredriks; sigarenfabriek.
18. "Sjefke van de Kuster": Jos Lenssen; koloniale waren.
19. "Merie Catrien": Maria Catharina Botti; koloniale waren.
20. "Den Duitsje Wiel": W. Penders; kolenhandel en transport.
21. "Thei de Daalman": schoenmakerij, schoenwinkel.
22. "Sie van de Pluus": Lucy Pluis; koloniale waren.
23. "De Knoup": W. Knoben; drukkerij, kantoorboekhandel, rookartikelen.
24. "Den Aolber": Mathieu Alberigs Sr.; kleermakerij en textielwinkel.

Julianastraat:
25. "Harie den orgel": Harie Janssen; café, rookartikelen en organist van de kerk in Stein.
26. "Lies van de Zenger": Wed. Koch-Zengers; koloniale waren.
27. ''Hoeb Smeets": Hub. Smeets; hengelsport, rookartikelen.
28. "Saak van Betje": sigarenfabrikant en verkoop.
29. "Mina van Zjolly": Mina Martens-Smeets, café, rookartikelen.

Schooistraat:
30. "Kees": Kees Kroon; rijwielhandel, rijwielhersteller.
31. "Jannes de Bekker": Jan Janssen; bakkerij, koloniale waren.
32. "Truu van Nolke": Gertruud van Es-Vranken; koloniale waren.
33. "Krisjke": Chris Bekkers; bakkerij, koloniale waren.
34. "Zjang de Smeed": Jan Driessen; smederij, ijzerwaren, huishoudelijke artikelen.

Jurgensstraat:
35. "De jong van Krisjke": Chris Bekkers; herenkapper.
36. "Baer Collard": Hub. Collard; schoenmakerij.
37. "De Beesman": J.Biesmans; electrohandel.

Kaakstraat:
38. "Den Dobbele": Harie Dobbelstein; sigarenfabriek,
39. "Fien van de Meier": Wed. Bours-Meiers: garen, sloffen naaiartikelen.
40. "De Sieme": J.Amen: koloniale waren, rookart., stoffen, petroleum, enz.
41. "De Stas": J.Stassen; koloniale waren , grind en zand.
42. "De fotsj": Fritske Lemmens; melkfabriek; melk en melkproducten.
43. "Til van Betje": Til Beckers-Fredrix; koloniale waren en rookartikelen.
44. "Door Beckers":Theodoor Beckers: aannemersbedrijf Beckers-Driessen.
45. "De Krjemmer" Jan Kreemers: café en rookartikelen.
46. "Reubsaot": Giel Reubsaet; bakkerij, koloniale waren

Terhagen:
47. "De witten Heuvel": Jan Hoeveler transportbedrijf met meerdere vrachtauto's.
48. "Het mantje": J. Fredrix; koloniale waren, garen, textiel, rookartikelen, petroleum, enz.
49. "Op 't Veldje": W. Janssen-Steps; groenten en fruit, mandenmakerij.

Heirstraat:
50. "Trina van Graadje": Trina Beckers; modiste.
51. "Pie": Pie Schreurs; aannemingsbedrijf.
52. "Tina van Houben": koloniale waren en rookartikelen.
53. "Jan de Meier": slagerij.
54. "Lambaer van Neske": Lambert Vranken; herenkapper.
55. "Marinus": Marinus Weeterings; schoenmakerij.

Catsop:
56. "Sjef van Jweuepke": Joseph Vranken; café, kolenhandel, servicebedrijf.
57. "Sjeng van Tiesse": Jan Lemmens; merk, boter eieren, thuis- en huis-aan-verkoop
58. "Willems": J. Willems; koloniale waren, rookartikelen, enz.
59. "Maantje": Herman van Es; koloniale waren enz.
60. "Sjeng Bours": Jan Bours; timmerwerkplaats.
61. "Sjeng Brores": Jan Brorens; filiaal slagerij Houben.
62. "Dirix": Jan Dirix; transportbedrijf met 1 auto.
63. "De Ment": J.Wouters; koloniale waren, rookwaren, enz.
64. "De maedjes van de Vonk": Gezusters Vonken; textiel, naaiatelier.
65. "Nikkela de Til": Nic. Tilmans; schoenmakerij.
66. "Fritske in 't Veld": Frits Lemmens; hoenderpark, eierhandel, beheerder melkfabriek.
67. "Door den Engel": Th. Engelen; café, rookartikelen
68. "Jaakske Collards": Jac. Collard; sigarenfabriek.

Stationstraat:
69. "Trees van den Heuvel": Wed. Driessen-Hoeveler; koloniale waren, rookartikelen, textielwaren, stoffen.
70. "May van Jentrien": M. Fredrix-Peeters; café, rookartikelen.
71. "Lewieke Sjrwers": Gezusters Schreurs; koloniale waren, rookartikelen.
72. "Lewie van Hees": Louis van Hees; electro huishoudelijke artikelen.
73. "Mattes": Math. Scheepers; slagerij.
74. "Bel van Laentje": Bella Martens-Driessen; textielwinkel.
75. "Lei van Laentje": Leo Driessen; slagerij.
76. "Van Haeske": L. van Hees; slagerij (later F. van Hees bakkerij).
77. "Kaole Tina": Tina Fredrix; kolenkleinhandel.
78. "Lewieke Sjrwers": aannemingsbedrijf.
79. "Pieke de Pluus": rookartikelen.
80. "Everaers": busondernemer, tankstation.
81. "Tjeu de Snieder": Mathieu Lemmens; kleermakerij en textielwinkel.
82. "Sjenke de Pieper": schildersbedrijf, verfwaren, behang.
83. "Nes van de Reul": Agnes Reul; café, rookartikelen.
84. "Sjef oet de Meule": Jozef Pijpers; molenaar, meel, bloem, voerhandel.
86. "De Sjras"; Wed. Schrasser: electro, rijwielen, huishoudelijke artikelen, tankstation.
87. "Nelke van de Pesj": Wed. Pesch; koloniale waren, rookartikelen.
88. "Sjeng van de Pesj": Jan Pesch; kleermakerij, textielwinkel.
89. "Lewie van Sjeng Dreesse": Louis Driessen-Muris; dames- en heren kapsalon,
90. "Ubachs": J. Ubachs; stoffenhandel.
91. "Frits Lemmens"; café, rookartikelen.
92. "Sjeng de Slegter": Jan Driessen: loonslager.
93. "Joep Maos": aannemingsbedrijf.
94. "Willem Dreesse": Willem Driessen: bakkerij, rookartikelen, koloniale waren,
95. "Trina van Joep Maas": fotografe.
96. "Door Bours": Theodoor Bours: boomkwekerij.
97. "De Bierstal": Th. Bours café.
98. "Bout": J.Bout; vis- en kaaswinkel.
99. "Nellie van Dien": Nellie Janssen; dameskapster.
100. "Huub van Graadje": Hubert Beckers; koloniale waren, wijnen, taxi.
101. "den drogis": Jan Wouters; drogisterij.
102. "Het febriekske": Jac. Fredrix; sigarenfabriek.
103, "Frits van Sjaakske": schildersbedrijf.
104, "Neerke van Mulken": Reinier van Mulken; meubels.
105. "De Lommaer": Firma A. Lommaert; groothandel in ijzer,.
106. "Frens van Lewieke": Frans Fredrix; rijwielen, huishoudelijke artikelen, ijzerwaren.
107. "De Ruyl": Mathieu Ruyl; koloniale waren.
108. "Beth oet de Hei": Wed. Martens; koloniale waren en rookartikelen.
109. "An oet de Hei": café "de Groenewald",

Koolweg:
110. "Sjeng van de Pauw': Jan Paulussen; transportbedrijf, 2 auto's.

Reisverslag Conrard Vlecken

  • Afbeeldingen | Bron ©: Historiehuis van de Maasvallei, historiek net (embedded) Antihelden-boek-Joost-Welten-100064188844774 (bol.com/embedded) rawpixel.com

Conrard Vlecken: reisverslag 1804-1806

historiehuis elsloo vlecken koets

Streekmuseum Elsloo is in het bezit van het orginele reisverslag van Conrard Vlecken, de Elsloonaar die in 1804 als koetsier, met de gravin van Elsloo vertrok naar Rome en in augustus 1806 terugkeerde.
In zijn boekje beschrijft hij de plaatsen en herbergen, waar hij gelogeerd heeft en zijn ervaringen tijdens die reis. Uit alles blijft zijn verwondering voor alles wat hij tijdens deze reis te zien kreeg. Het originele boekje ligt in een vitrine tentoongesteld.  Een samenvatting van het reisverslag ligt voor het publiek ter inzage en u kunt deze ook hier lezen ⇢

Hier een pagina uit het originele boekje uit 1804 (klik er op voor vergroting)

Bron: o.a. "Ze hingen in drie reysen” van Mart Pfeifer en Eddy Erkens over de lotgevallen van de Bokkenrijders van Elsloo. Lees/download het boek hier gratis ⇢

Vader Nicolaas Vlecken was eerst bakker in Catsop en verhuisde later naar een huisje Op de Berg, in de buurt waar nu het streekmuseum ligt. In 1773 werd hij opgepakt als lid van de Bokkenrijders, meer info ⇢
De geschiedenis vertelt niet of dit inderdaad zo was, maar als je de duimschroeven letterlijk aangedraaid kreeg bekenden de meesten dat ze lid van de roversbende waren.
Heel vaak volgde de arrestatie na verraad door familie of bekenden, die ook met de duimschroeven (of erger) in aanraking waren geweest.
Nicolaas Vlecken werd op 8 november 1773 opgehangen; zijn zoon Conrard was toen 3 jaar oud.
Als te doen gebruikelijk werd de weduwe onteigend om de schuld te vereffenen. De kasteelheer van Elsloo, graaf D'Arberg heeft zich toen blijkbaar het lot van de vrouw en haar 6 kinderen aangetrokken en een lemen huisje ter beschikking gesteld in de toenmalige kasteeltuin, onder aan de Maasberg.

Hier meer info over de familie D'Arberg ⇢

Zoon Conrard werd later knecht en koetsier bij de kasteelheer. In die hoedanigheid vertrok hij in 1804 met de toen 16-jarige gravin Josephine Philippine D’Arberg * voor een rondreis door heel Europa! Die hele reis van 1804 tot 1806 (!), vooral wat hij onderweg zag en meemaakte, heeft hij beschreven in het boekje dat nu ter inzage in het streekmuseum ligt. Hij schrijft o.a. over de "brandende berg" die hij in Italië zag (de Vesuvius) en de huizen die men uit de grond opgroef (Pompeï)
De gravin bleef in Frankrijk en voorzover bekend is de gravin Josephine Philippine D’Arberg niet getrouwd geweest. Zij leefde van 1786 tot 1838.
Conrard is in Brussel getrouwd op 23-12-1806 met Margita Lucia Fouguet, die in Luxemburg was geboren. Of hij deze vrouw op zijn reis ontmoet had of in Brussel blijft een vraagteken. Zij keren terug naar Elsloo en Conrard overlijd in 1851, kinderloos.
Zover bekend leven geen nazaten van deze familie Vlecken in onze contreien. 


* De ouders van de jonge Gravin waren Graaf Nicolas D 'Arberg en  Francoise de Stolberg-Gedern.

Nicolas Antoine werd geboren in Nivelles (Nijvel) ten zuiden van Brussel en op 20 juli 1736 gedoopt in de kerk van St Jean, hij stierf in 1813. Hij zal uitgroeien tot de machtigste maar tevens de laatste echte kasteelheer van Elsloo.
Hij trouwde met  Francoise de Stolberg-Gedern (1756-1836). (Wederom iemand uit een zeer aanzienlijk geslacht.
Een van haar voorouders was Juliana van Stolberg, de moeder van Prins Willem van Oranje Nassau.

Zij kregen verschillende kinderen (minstens 5):
Ons bekend zijn:
-          Charles Philip Alexander  (1776-1814)
-          Caroline Ferdinande (1781- 1852)
-          Felicie Caroline Hororine (1790-1860)
-          Gustave  (geb 1791)
-          Josephine Philippine (1786-1838)

De  laatste, Josephine Philippine D’Arberg is degene die in 1804 met een koetsier uit Elsloo, Conrard Vlecken, een reis per koets vanuit Brussel naar Rome heeft gemaakt. Conrard heeft van de reis met “zijn gravin” een dagboek bijgehouden dat bewaard is gebleven.

Zowel de moeder als de twee zussen van Josephine worden hofdames van Josephine Napoleon. Gustav zal jong sterven maar Charles Philip Alexander zal de laatste D ‘Arberg in Elsloo zijn en het kasteel aan de Geloes verkopen.



Antihelden

Het boek Antihelden van Joost Welten, met daarin o.a. het verhaal van de Elslonaar Conrard Vlecken die in 1804 als koetsier, met de gravin van Elsloo naar Rome vertrok en in augustus 1806 terugkeerde. Hij vertelt over de tocht via de Alpen (met paardenkoets!) naar Rome en over alle moois dat hij als dorpse paardenverzorger onderweg ziet. Hardcover, 383 pagina’s schitterend uitgevoerd met heel veel illustraties. Tweedehands te koop bij o.a. Bol.com, Boekwinkeltjes, De Slegte.

Afbeelding: bol.com/embedded


Grand Tour

Op historiek.net staat een interessant artikel over die zogenaamde Grand Tours van de adel in de 18e en begin 19e eeuw. Lees artikel ⇢

Afbeelding historiek.net (embedded)